07599

In het uiterste noorden van British Columbia ligt, op zo’n 200 kilometer van Whitehorse, het goudzoekerplaatsje Atlin. Wie in Atlin het pionierskerkhof bezoekt, komt er al snel achter dat Chris Mc Candlles uit Jon Krakauer’s boek Into the wild, niet de eerste was die omkwam in de wildernis. Op de houten grafzerken staan opschriften als: “Joseph Pepio, 1908, Found dead in the woods, Age 25”, of “Killed by accidental gunshot, mistaken for a bear” en “Froze to death”. Een prima vertrekpunt voor een survivaltraining in de Canadese wildernis.

Ronkend duikt het watervliegtuig naar het spiegelende meer dat zich voor ons uitstrekt. Vlak voordat de drijvers neerkomen probeert de piloot het toestel weer recht te trekken voor een zachte landing, maar hoe hard hij de stuurknuppel ook naar zich toehaalt, het toestel reageert niet en valt de laatste vijf meter als een baksteen uit de lucht. De drijvers worden ogenblikkelijk weggeslagen en met een doffe dreun slaan we op het water. Ik klap met mijn hoofd tegen de vliegersstoel voor me en raak even buiten bewustzijn. Als ik bijkom en het bloed van mijn gescheurde wenkbrauw uit mijn ogen wrijf, merk ik dat de verfrommelde aluminium romp langzaam begint te zinken. De piloot is met zijn hoofd dwars door het instrumentenpaneel geslagen. Met een gebroken nek hangt hij scheef in zijn stoel. Niet meer te redden. Het vliegtuigje zinkt verder weg en ik dreig mee de diepte in te verdwijnen. De mens kan maar enkele minuten zonder zuurstof weet ik, dus ik moet razendsnel handelen. Ik moet springen. NU!

Na een gesimuleerde noodlanding zijn we vijf dagen geleden door een watervliegtuig gedropt in de wildernis. Nu soppen we urenlang door een moerasgebied terwijl we van boven overgoten worden door niet aflatende regen. Als de pijpenstelen plaats maken voor motregen, zwiepen de nog drijfnatte takken tegen mijn jack en in mijn gezicht. Ik geloof niet dat ik nog een droge draad aan mijn lijf heb. De laatste twee kilometer naar het bivak zijn een martelgang.

Dan opent zich het bos en wordt een droge open plek tussen oude sparren zichtbaar. Ik wijs de deelnemers waar ze hun bivakzeiltje tussen de bomen kunnen spannen en ga zelf aan de gang met een van de eerste levensbehoeften tijdens een overlevingstocht. Vuur! Onder een oude spar verzamel ik droog hout, gras en twijgen om het vuur aan te maken. Ik sprokkel wat dikkere stammen en binnen de kortste keren grijpen de vlammen aan het dikkere hout. De stralingswarmte laat de damp van mijn broek slaan.

Een poosje later zitten we behaaglijk rond het vuur. Sokken hangen aan een tak te drogen. Schoenen staan voorzichtig droog te dampen. Natte kleren beginnen weer comfortabel te voelen en op het vuur pruttelt een pannetje thee van sparrennaalden. Het regenfront trekt weg en in het nadruipende bos komen de vogels weer tot leven. Over het meer echoot de roep van een ijsduiker. De spiegel van het meer wordt slechts gebroken door de kringen van forellen die in de avondstilte naar het wateroppervlak komen. Op dit soort momenten voel ik mij de rijke bramenzoeker uit het sprookje van Godfried Bomans. Velden vol parels, onmetelijke concertzalen en mozaïeken aan de hemel. Ik heb bijna niets en juist daarom ben ik onvoorstelbaar rijk.

Toch is een survivaltraining geen eenvoudige opgave. Om in de Canadese wildernis te overleven moet je inventief je kostje bij elkaar zien te scharrelen. Wie de gevulde schappen in de supermarkt gewend is, kan zich nauwelijks voorstellen dat je eerst een kwartier moet plukken om een mok kraaiheide bessen te verzamelen. Dat je een uur moet hengelen voordat je een meerforel aan de haak hebt geslagen of op een handvol wilde frambozen een ochtend kunt lopen. De survivaltraining is een belangrijke test tijdens de opleiding tot wildernisgids die ik in Canada volgde. Niet alleen fysiek wordt je flink op de proef gesteld, ook mentaal is het soms stevig op je kiezen bijten.

Nu we bij het vuur weer zijn opgewarmd, kondigt zich de volgende levensbehoefte aan: Eten. Ik haal mijn hengel tevoorschijn en in de stilte van de vallende avond werp ik mijn blinkertje uit in het meer. De vissen bijten als nooit tevoren en in een uur tijd heb ik vijf forellen gevangen die ik rooster boven het kampvuur.

In de schemering zwemt een bever langs ons kamp, snuffelend aan de houtrook die over het water trekt. Dit zijn de momenten waarop ik me helemaal thuis voel in de wildernis. Waarop mijn zintuigen zich scherpen. Ik zie meer, Ik hoor beter en ik ruik scherper. Beleef alles intenser.

De volgende dag brengt droog weer en we trekken over de wildsporen van elanden en kariboes verder, terug naar de bewoonde wereld waar ik weer zal moeten wennen aan drukte, herrie en uitlaatgassen. Nee, liever geniet ik van de parelvelden, concertzalen, spiegels en mozaïeken van de wildernis. Maar wie op zoek gaat naar deze rijkdom doet er goed aan zich terdege voor te bereiden. Al is het maar door het lezen van Godfried Bomans of Jon Krakauer.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *